GIEBEL (Carassius auratus gibelio)

Leefomgeving.

Er is maar weinig bekend over de levenswijze van de Giebel. In grote
lijn komt deze waarschijnlijk overeen met de levenswijze van de
kroeskarper...  Wateren met een weelderige plantengroei en een
zachte modderige bodem hebben de voorkeur van de Giebel.

Hoewel de kroeskarper het liefst kleine, stilstaande wateren bewoont,
wordt de Giebel ook in plassen, meren en rivieren aangetroffen.
Zelfs onder marginale zuurstofomstandigheden kan de Giebel in
leven blijven.

Voortplanting.

De Giebel kan vanaf het 2e jaar geslachtsrijp zijn. Het aantal eieren kan
oplopen tot circa 400.000 per vis.  De paaitijd kan zich -afhankelijk van de
omstandigheden- over een lange periode uitstrekken.  De Giebel is in staat
voor grote aantallen nakomelingen te zorgen.

Op vijvers bleek bij afwezigheid van regulerende roofvis binnen enkele jaren
,,vergiebeling,, op te treden.  Het bestand bevatte toen een groot aantal
slecht groeiende exemplaren.

Naast de normale wijze van voortplanting, blijkt de Giebel over een alternatieve
strategie te beschikken ; Paairijpe vrouwtjesgiebels dringen zich tussen de
paaiende karpers (of kroeskarpers) en zetten hun eieren af.  Men stelde
daarbij vast dat de zaadcellen van de kroeskarper de eicellen van de Giebel
prikkelden om zich te gaan ontwikkelen. De zaadcellen dringen hiervoor de
eicel binnen, maar er vindt geen versmelting plaats zoals in het normale
voortplantingsproces. Er is daarom geen sprake van een bevruchting.

De eicellen bevatten daardoor uitsluitend vrouwelijke eigenschappen, met als
gevolg dat er ook alleen maar vrouwelijke nakomelingen uit worden geboren.
Deze zijn in uiterlijk en erfelijk opzicht precies gelijk aan de ouder-giebel.
Men noemt dit ook wel klonen.

Het lijkt aannemelijk dat deze unieke wijze van voortplanting (gynogenese) ertoe
heeft bijgedragen dat de Giebel zich in betrekkelijk korte tijd over grote delen van
Azie en Europa heeft kunnen verspreiden. Buiten de ,,hulp,, van de karper
en kroeskarper, bleek de Giebel zich ook cuccesvol te kunnen voortplanten met
behulp van de blankvoorn, zeelt, grote modderkruiper en zelfs de regenboogforel.

Voedsel.

Giebels stellen geen hoge eisen aan het voedselaanbod. Naast dierlijk voedsel als dierlijk
plankton, insectenlarven en kleine kreeftachtigen, eet de Giebel ook algen en
plantendelen.  In de winter stopt de voedselopname.

Groei en leeftijd.

Aan het eind van het eerste groeiseizoen bedraagt de lengte van de
Giebel 8 tot 10 cm.  Aan het eind van het 2e jaar bedraagt de lengte 18 tot 20 cm. 
Over de groei van de Giebel na het tweede levensjaar is weinig bekend, zelf heb ik
Giebels gevangen 4 jaar na de ontdekking van Giebels in die put van 30 tot 35 cm.



Net als de roofblei is de Giebel bezig aan een opmars in de Nederlandse wateren.
In de Brandput in Lage Zwaluwe zitten er honderden en ook in Vloedspui zijn
meerdere exemplaren uitgezet.
De Giebel is en sterke vis (veel sterker dan de rietvoorn) bij de vangst van
een Giebel van 20 cm met men denken aan de vechtlust  van een regenboogforel.


 bera 2019